Late bronstijd (1.300–800 vóór Christus)

Een nieuw dodenritueel

Een nieuw dodenritueel en een nieuwe opvatting van het hiernamaals ontstonden in de 13e eeuw vóór Christus. Dit uitte zich voornamelijk in de overheersing van crematiebegrafenissen.

Deze culturele overgang naar de late bronstijd verliep soepel.
Met name in de randgebieden, zoals het Saarland, gaven de mensen het begraven van het lichaam nooit op, ofwel strooiden ze de zogenaamde crematieresten in grote kuilen, die ook een niet-gecremeerd lichaam hadden kunnen bevatten.
In het nabijgelegen Losheim am See werd een dergelijk graf volgens de traditie in de middenbronstijd zelfs bedekt met een heuvel.

Crematiebegrafenissen zonder bovengrondse grafconstructie kwamen vaak voor op kerkhoven, bij voorkeur in dalen en op rivierterrassen.
Dergelijke begraafplaatsen zijn tegenwoordig bovengronds niet meer zichtbaar en worden meestal bij toeval ontdekt tijdens grondwerken.

 

Een periode van ambachtelijke bloei

De nederzettingen uit de late bronstijd bevonden zich ook op rivierterrassen of werden gebouwd als verhoogde vestingwerken.
Daar leefden de mensen meestal in paalwoningen met een rechthoekige plattegrond en een centrale haard.

Landbouwwerktuigen, zoals de door runderen getrokken haakploeg, zijn het bewijs van een succesvolle landbouwwerking.
Ook paarden maakten deel uit van de veestapel – eveneens voor consumptie.

De late bronstijd kende een bloei in de bronsbewerking, wat getuigt van een zeer gespecialiseerd ambacht.
Voor de eerste keer kunnen individuele ateliers worden geïdentificeerd, waarvan de producten in verre regio’s werden verhandeld.

Skip to content