Vroege La Tène-periode (450–250 vóór Christus)

Nieuwe rijkdom

De prachtig versierde graven van de hogere klassen getuigen in het bijzonder van de economische bloei van de vroege La Tène-periode.
Aan de basis van deze bloei lag zeker de productie van ijzer, want de opeenhoping van vorstengraven in het Saar-Moezelgebied lijkt verbonden te zijn met de ijzerertsafzettingen.

Een compleet nieuwe kunststijl kwam tot uitdrukking in de mythische wezens, de maskers van verstarde gezichten en de wervelpatronen en palmbladpatronen, de zogenaamde palmetten.
Deze sierden wapens, juwelen, vaten en andere voorwerpen.
Geïmporteerde luxegoederen bewijzen het contact met het Middellandse Zeegebied.

Terwijl de grafheuvels van de vorsten individueel werden aangelegd, begroeven gewone mensen hun doden in grafheuvels.

 

Een voorbeeld uit het kanton Merzig-Wadern

De grafheuvels van Losheim-Hascheid uit de vroege La Tène-periode werden gebruikt gedurende een periode van ongeveer 200 jaar.
In de 22 à 23 grafheuvels lagen mannen, vrouwen en kinderen voornamelijk in eenvoudige graven zonder steenlagen.
Dit waren bijna uitsluitend begravingen van lichamen.

Van de mannenklederdracht waren enkel fibula’s, riemonderdelen en zelden ook een armring overgebleven in de graven.
Er waren ook lansen en, af en toe, zwaarden, die de krijgers als grafgift mee het graf innamen.

In de vrouwengraven werden telkens twee fibula’s gevonden, die het gewaad op schouderhoogte bij elkaar hielden.
Verder droegen ze hals- en armringen met knoopversieringen.

De bijgevoegde kleivaten bevatten eten en drinken om de reis naar het hiernamaals gemakkelijker te maken voor de overledene.

Skip to content