De oude steentijd (tot 10.000 vóór Christus)
De oude steentijd (paleolithicum) begon met de ontwikkeling van de eerste mensen in Afrika bijna 3 miljoen jaar geleden.
Ongeveer een miljoen jaar geleden bereikte de mens Europa en liet hij ook zijn sporen na in het Saar-Moezelgebied.
De oudste vondsten hier dateren van ongeveer 500.000 jaar geleden.
De Homo erectus bouwde woningen van keien en botten. Hij gebruikte werktuigen van hout, bot en steen.
In de steppen van de oude steentijd jaagde de mens op groot wild, zoals mammoeten, neushoorns en paarden, en verzamelde hij vruchten, paddenstoelen, eieren, schelpen en andere dingen.
De gebruikelijke wapens waren de werpspeer en de harpoen.
Tegen het einde van de oude steentijd verscheen de Homo sapiens, de eerste mensensoort die kunstwerken creëerde.
De middensteentijd (10.000–5.500 vóór Christus)
Na de laatste ijstijd veranderde het milieu en verspreidde zich een steeds dichtere plantenwereld.
Herten, reeën, wilde zwijnen en klein wild namen de plaats in van het grote wild, dat uitstierf of naar het noorden trok.
De mens jaagde nu ook met pijl en boog, en verzamelde meer en meer planten, zoals wilde granen, noten en kruiden.
De steenbewerking werd aanzienlijk verder ontwikkeld:
De zogenaamde microlieten van vuursteen, hornsteen of kwarts werden gemaakt van kleine, zeer smalle klingen, die soms geometrisch en gestandaardiseerd van vorm waren en versterkt werden met staven van hout, gewei en bot.
In het Saarland waren er tal van vindplaatsen van de middensteentijd – het mesolithicum – bijvoorbeeld in Perl-Tettingen en -Borg.